-
1 de trein liep uit de rails
de trein liep uit de rails -
2 de trein liep uit de rails
de trein liep uit de railsVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de trein liep uit de rails
-
3 the train jumped the rails
-
4 rail
1 [spoorstaaf; richel om iets langs te schuiven] rail2 [spoorweg] rail(way)♦voorbeelden:de trein liep uit de rails • the train (was) derailed -
5 jump
n. sprong; aanloop; huppel; spronglengte; korte reis; plotseling opschrikken--------v. springen; opschrikken; aanloop nemen; huppelen; even wegbrengen; weggaan, vluchten; met kracht pakken; eruit latenjump1[ dzjump] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:by jumps • sprongsgewijze————————jump23 opspringen ⇒ opschrikken, een schok krijgen♦voorbeelden:he jumped at him • hij sprong op hem toejump for joy • opspringen/dansen van vreugdejump to one's feet • opspringen→ jump off jump off/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:jump rope • touwtje springen -
6 rail
♦voorbeelden:de trein liep uit de rails • le train dérailla
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский